• 5 VAARDIGHEDEN KVS-TRAINER

    We stimuleren alle trainer-coaches graag om de Vijf vaardigheden van de KVS-trainer te ontwikkelen.  

    1. structureren
    2. stimuleren
    3. individueel aandacht geven
    4. regie overdragen
    5. positief coachen

    Plezier en ontwikkeling 
    Korfballen we alleen voor de winst op de tegenstander of is er meer dan dat? Vraag tien KVS’ers waarom zij korfballen en negen van hen zullen zeggen dat ze het voornamelijk voor hun plezier doen. Ze vinden korfbal gewoon een leuke sport! Wie met plezier sport, zal meer leren, zich sneller ontwikkelen en meer betrokken zijn bij onze vereniging. En dat leidt vanzelf tot ‘winst’. Hoe jonger dat plezier er is, hoe beter! Maar hoe zorgen we ervoor dat onze jeugdspelers met plezier kunnen sporten en zich daardoor optimaal kunnen ontwikkelen, zowel op sportief als sociaal vlak? 

    Met de 5 KVS-vaardigheden gaat dat zeker lukken. De eerste vier vaardigheden (structureren, stimuleren, individueel aandacht geven en regie overdragen) worden in dit filmpje uitgelegd. Er is ook een boekje met een uitgebreidere toelichting beschikbaar. Hoe je het beste om kunt gaan met pubers zie je in dit filmpje. Meer lezen over training geven en coachen? Bekijk dan het Cursusboek Korfbal Trainer 2.

    De vijfde ‘KVS-vaardigheid’ is positiviteit! 

    TIP! Vul de trainer-zelfscan in. Aan de hand van stellingen zie je waar jouw kansen liggen. En ontdek je hoe het voor jou nog leuker wordt om trainen te geven.

    5 vaardigheden van de KVS-trainer 

    1. Structureren
    Je maakt afspraken met de kinderen en hun ouders en biedt duidelijkheid en structuur zodat iedereen weet wat er van hem of haar verwacht wordt. Voorbeeld: we komen op tijd, we beginnen alvast met schieten op de korf voordat de training begint, we ruimen altijd samen onze spullen op en ouders weten wanneer zij moeten rijden voor een wedstrijd.

    Hoe doe je dit?
    De training/wedstrijd is voorbereid en het doel is helder.
    Alle materialen zijn aanwezig en spelers zijn op tijd.
    De (spel)regels zijn duidelijk (zowel op de training als in de wedstrijd).
    Spreek het team of de ouders erop aan als afspraken niet worden nagekomen. Houd rekening met externe afleiders
    (veiligheid/ouders/publiek/weer).
    Houd rekening met de richtlijnen en afspraken voor trainers-coaches.
    Zorg voor een sociaal veilig klimaat voor iedereen.

    2. Stimuleren
    Je enthousiasmeert, stimuleert, complimenteert en legt de nadruk op wat goed gaat. Fouten maken mag, daar worden we beter van. Voorbeeld: je bent zeer enthousiast aanwezig tijdens een schotspelletje, je complimenteert de assist en het gemaakte afstandsschot tijdens het 4/4 spel.

    Hoe doe je dit?
    Hoe kom ik zelf over? Ben ik er klaar voor? Geef ik het goede voorbeeld? Hoe loop ik erbij (draag trainerskleding, geen petjes, geen telefoons)? Straal ik enthousiasme uit?
    Geef ik voldoende concrete complimenten en gericht feedback?
    Blijf (positief) kritisch op uitvoering van oefeningen om je doelen te behalen. Reflectie: was het leuk en leerzaam?

    3. Individueel aandacht geven
    Je zorgt dat iedereen zich gezien en erkend voelt en je probeert je aanwijzingen af te stemmen op het niveau van iedere sporter. Voorbeeld: je begroet elke speler voordat je training begint, je weet de beste schutter uit je ploeg extra uit te dagen, net als dat je de minste schutter het gevoel weet te geven het ook goed te kunnen.

    Hoe doe je dit?
    Heb ik de aandacht voor mijn spelers?
    Heb ik persoonlijke aandacht voor iedereen (niet alleen voor de scorende spelers)? Hoe voelt iedereen zich voor/tijdens/na de training en wedstrijd?
    Is het persoonlijke doel voor de speler duidelijk?
    Hebben alle spelers hun doelen bereikt en plezier gehad?

    4. Regie overdragen
    Je stelt vragen, je luistert naar de sporters en probeert ze stapsgewijs verantwoordelijk te maken voor hun eigen leerproces. Voorbeeld: je stelt vragen aan de spelers hoe ze de oefening makkelijker of moeilijker kunnen maken, je stelt de groep twee keuzes voor als het gaat om het spelen van een begin- of eindspel of je betrekt de spelers bij de inhoud van de training of tactiek van de wedstrijd, zo maak je ze er onderdeel van.

    Hoe doe je dit?
    Iedereen betrokken houden.
    Luisteren naar de spelers en doorvragen.
    Verantwoordelijkheid geven en weer terug nemen.
    Spelers zelf laten spelen en niet continue langs de lijn aanwijzingen geven.

    5. Positief coachen
    We zijn een ster in het positief coachen. Bij positief coachen benadruk je het positieve en werk je met de kwaliteiten die je spelers al beheersen. Bekijk alle tips voor positief coachen.

    Hoe doe je dit?
    Je geeft veel high-fives en complimenten.
    Je weet van alle spelers minstens drie positieve punten. Je vertelt het ze ook!
    Je praat niet over het resultaat (punten scoren, winnen, kampioen worden) maar over wat zij kunnen doen (bijvoorbeeld bal afpakken, veel schieten). En over je uiterste best doen, leren, vooruitgang.
    Je vraagt de ouders/toeschouwers om hun kind (toe) te juichen en mee te leven, maar de coaching en aanwijzingen aan jou over te laten.
    Je levert geen commentaar op de scheidsrechter, deze heeft altijd gelijk.
    Jij en de spelers begroeten en bedanken de tegenstanders en de scheidsrechter.
    Je let erop dat de spelers elkaar positief benaderen en behandelen. Er worden onderling geen vervelende opmerkingen gemaakt, bijvoorbeeld na een fout van één van de spelers. En er wordt zeker niet gescholden! Respect voor elkaar is belangrijk.
    Maak één of twee dingen belangrijk. Liever op die twee dingen iets dieper ingaan, dan op veel punten een klein beetje. De spelers leren hierdoor sneller en jij hoeft op minder zaken te letten tijdens de wedstrijd.